wie raapt hier de nagelaten woorden op
het sprakeloze wit
van zoveel duizend graven
zie, kou groeit als gestolde tederheid
op de zere huid van het landschap
heeft aarde een geheugen
en wie vindt hier dan ooit
zijn eigen handen weer
wie het weerloos hart
ogen waarin de woorden
naar de lippen groeien, voeten
vastgelopen in de waanzin-klei
en altijd altijd weer klapwiekend
papavers als vlinders op steeltjes
de koperen nachtegaal, klokslag acht
de dood die als modder zuigt
aan onze trage stappen
(Diana Freys)